RADIUS
CCA  Centrum voor Hedendaagse Kunst en Ecologie 

08 december 2024 – 23 februari 2025

DE GRENZEN AAN GROEI Hoofdstuk 3

PARADOXES OF PLENTY

Boek Tickets

— Een Discursief Publieksprogramma over Klimaatverandering, Klassenstrijd en Verlangen

Agenda

8 december 2024 – 23 februari 2025
MAARTEN BEL: WENSWERKEN
— Kunstenaarsinterventie en -presentatie

Donderdag 19 december 2024
RADIUS MENSA: GEZOND VOEDSEL ALS BASISVOORZIENING
— Gespreksavondmaaltijd met PUBLIC FOOD

Donderdag 23 januari 2025
RADIUS MENSA: VERBOD OP FOSSIELE RECLAME
— Gespreksavondmaaltijd met RECLAME FOSSIELVRIJ

Donderdag 23 januari 2025
MATTHEW T. HUBER: KLIMAATVERANDERING ALS KLASSENOORLOG: HET TOT STAND BRENGEN VAN SOCIALISME OP EEN OPWARMENDE PLANEET
— Lezing

Donderdag 30 januari 2025
WIE IS ER SCHULDIG?
— Panelgesprek over de kapitalistische klasse, klassenbewustzijn, politieke vervreemding, greenwashing, de fossiele schuldenlast, het accumuleren van rijkdom en systeemverandering

Donderdag 13 februari 2025
UPGRADEN OF STERVEN?
— Panelgesprek over de angsten van de professionele klasse, consumentenactivisme, koolstofschuld, privilege, kennis, klimaatbewustzijn en de valkuilen van technologie en innovatie bij klimaatadaptatie

Donderdag 20 februari 2025
RADIUS MENSA: ALLEDAAGS ACTIVISME
— Gespreksavondmaaltijd met CHRISTOPHER F. JULIEN

Zondag 23 februari 2025
SOLIDARITY ACROSS DIFFERENCES: OP WEG NAAR EEN PLANETAIRE ECOLOGISCHE ARBEIDERSKLASSE
— Panelgesprek over ecosocialisme, meer-dan-menselijk vakbondswerk, proletarische ecologie, degrowth, de ecologische klasse en verlangen als overvloed

Inleiding

In 1972 verscheen het inmiddels vermaarde rapport De Grenzen aan Groei, gepubliceerd door de Club van Rome, om het verband tussen economische groei en de gevolgen hiervan voor het milieu te onderzoeken. Het rapport maakte een prognose en een uitwerking van een aantal scenario’s over de toekomst van grondstof- en voedselverbruik. Met het rapport De Grenzen aan Groei als ankerpunt ontwikkelt RADIUS in 2024 een programma dat de verhoudingen tussen economie en ecologie beproeft. Aan de hand van een viertal tentoonstellingen en een publieks- en educatieprogramma, stellen we ons het doel om tegenwicht te bieden aan de globale en totaliserende werking van het geavanceerd kapitalisme als heersend economisch systeem, door de verbeeldingskracht en het voorstellend vermogen van kunstenaars in te zetten om de begripsbepaling van waarde, verlangen, overvloed en schaarste te herzien in het licht van klimaatverandering en ecologisch verval. Hoe kunnen we weerstand bieden aan de totaliserende werking van kapitalisme en welzijn prioriteren boven winstmotief en -maximalisatie?

We sluiten het jaarprogramma af met het discursieve publieksprogramma PARADOXES OF PLENTY. Daarin staat de vraag centraal of er alternatieven denkbaar zijn voor het kapitalisme als economisch systeem, dat structurele ongelijkheid in de hand werkt en doelmatig kapitaliseert op het idee van verlangen als een niet te bevredigen tekort. Hoe zorg je ervoor dat welvarende mensen een maatschappelijke en politieke boodschap—van schaarste en (zelf)opgelegde matigheid—ter harte nemen die ze onwelgevallig is, terwijl het meerendeel van de wereldbevolking tegelijkertijd alleen maar kan dromen van het hebben van een grotere CO2-voetafdruk? Aan de hand van een reeks panels, gespreksavonden, gedeelde maaltijden en kunstenaarspresentaties onderzoeken de deelnemers in het programma PARADOXES OF PLENTY deze complexe maatschappelijke vraagbaak, met een kritische houding ten opzichte van de status quo, consumentenactivisme, en presenteren een reeks voorstellen rond systemische verandering en verlangen als een vorm van overvloed.

Advertentie van British Petroleum waarin wordt gepleit voor een misleidende gedeelde verantwoordelijkheid voor CO2-uitstoot door gebruik te maken van een 'koolstofvoetafdruk' (carbon footprint), een term die ze al in 2004 bedachten.

Consumentenactivisme

“Ecologie zonder klassenstrijd is tuinieren”, zo stelde Chico Mendes (1944-1988), leider van de Braziliaanse vakbond voor plattelandsarbeiders, totdat hij werd vermoord door grootgrondbezitters vanwege zijn activisme. Precies die klassenstrijd lijkt de olifant in de kamer in het debat rond de strijd die nodig is om klimaatverandering tegen te gaan, weliswaar met verschillende intensiteiten, gedaanten en figuraties maar onverminderd urgent, zowel hier in Nederland als elders. In Nederland en andere gelijksoortige landen in West Europa lijkt de discussie rond klassenstrijd in relatie tot klimaatverandering vaak te vervallen in een polariteit gekenmerkt door een oorverdovende stilzwijgendheid enerzijds en een moreel-ethische minachting en het verleggen van schuld(bewustzijn) anderzijds. In die zin is klassenstrijd—en klassenverschil—een gevoelig onderwerp dat in meer interpersoonlijke en intieme omstandigheden vaak nadrukkelijk wordt vermeden. Denk bijvoorbeeld aan fenomenen als ‘vliegschaamte’, ‘koolstofschuld’ (carbon guilt) en gesprekken over je gedrag, dieet en het wel of niet kunnen veroorloven van meer kostbare biologische en duurzaam verbouwde voedingsmiddelen.

Tegen die achtergrond van schuld en stilzwijgendheid is het interessant om op te merken dat het debat over klimaatverandering en klassenstrijd op voorhand gevoerd lijkt te worden op het niveau van de individuele belangen en verantwoordelijkheden van consumenten. Consumenten—nadrukkelijk geen burgers—worden door bedrijven en overheden voorgespiegeld dat ze zich door aanpassingen in hun levensstijl en consumentengedrag kunnen emanciperen (en tegelijkertijd verantwoordelijk worden gehouden voor het dragen van een immense fossiele schuldenlast). Het verleggen van die schuld—door bijvoorbeeld greenwashing-mediacampagnes en het benadrukken van individuele verantwoordelijkheid door een C02-voetafdruk (een uitvinding van olie- en gasbedrijf BP)—heeft reeële consequenties die zich manifesteren in de vorm van consumentenactivisme of consumentensoevereiniteit. De vraag rest: Ben je als individu daadwerkelijk schuldig als je keuzes maakt binnen een systeem dat uitsluitend bepaalde keuzes toestaat en je tegelijkertijd nergens macht uitoefent op de manier waarop productie en materiaalconsumptie tot stand komen? Met andere woorden, kan je duurzaam leven in een onduurzaam systeem?

Advertentie van Cordaid.

Systeemverandering, geen klimaatverandering

Naast consumentenactivisme is er sprake van een tweede positie in het bredere maatschappelijke debat over het onder ogen zien en beteugelen van antropogene (door de mens veroorzaakte) klimaatverandering, die gestalte krijgt onder de noemer systeemverandering. De notie van en oproep tot systemische verandering is gericht op een kentering in het denken over het weefsel en de fundamentele bouwblokken die de maatschappij vormen, die op dit moment bepaald wordt door het dominante verhaal van het geavanceerd kapitalisme, dat koste wat kost de leefomgeving uitput, ondermijnt en objectiveert ten behoeve van het winstmotief. Pleitbezorgers van systeemverandering richten zich op het formuleren van een tegenpunt op dit dominante verhaal—dat kapitalisten onze overlevingsmiddelen en onze planetaire toekomst ontnemen—door protest, activisme, juridische stappen en het aansturen op een politieke koerswijziging in beleidsvorming dat weeffouten in de samenleving herziet om te komen tot een fossiel-vrij en duurzaam leefklimaat. Deze beweging die streeft naar radicale systeemverandering kent verschillende gedaantes en houdingen, maar wordt doorgaans gedreven door een basishouding die wetenschappelijke kennis vooropstelt (en het belang van technologie en innovatie dat daaruit voortvloeit).

In zijn boek Climate Change as Class Struggle (2022) stelt geograaf Matthew T. Huber dat de koolstof-intensieve kapitalistische klasse geconfronteerd moet worden met de disproportionele effecten en schade die zij toebrengt aan het klimaat. Tegelijkertijd poneert Huber dat de klimaatbeweging die pleit voor systeemverandering niet volledig tot wasdom komt en impopulair blijft vanwege een verankering in en mobilisering vanuit een kennisgedreven verhouding tot het klimaat; een groepering die hij omschrijft als de ‘professionele klasse’. Huber schrijft: “De professionele klasse richt haar politiek niet op een materiële strijd om hulpbronnen en macht, maar op ‘kennis’, of het geloof in of de ontkenning van klimaatverandering als zodanig. Deze op kennis-gebaseerde benadering van klimaatverandering manifesteert zich via een proces van leren, begrijpen en vervolgens handelen, waarbij gepleit wordt voor de noodzaak van systemische verandering, klimaatrechtvaardigheid en degrowth.” Hoe zou de klimaatbeweging eruitzien wanneer deze zich in mindere mate zou concentreren op kennis maar op macht? Hoe maak je aanspraak op een breder klimaatbewustzijn—in en tussen verschillende bevolkingslagen—dat het terugdringen van de koolstofuitstoot associeert met een hogere welzijnsstandaard en dus een beter leven?

Extinction Rebellion protest, geleid door de slogan "Ecology over Economy".

De opkomst van een ecologische klasse

Waar Huber spreekt over het belang van een proletarische ecologie die centraal en breed gedragen is en voortkomt uit het vakbondswezen, voorspelde de recent overleden filosoof Bruno Latour aan het einde van zijn leven de opkomst van een zogenaamde ‘ecologische klasse’. Voor Latour hangt de opkomst van een ecologische klasse meer dan ooit samen met een vraag die gaat over de bewoonbaarheid van de planeet (die ons ontnomen wordt), meer dan een discussie die zich beperkt tot productie, materiaal en de distributie van middelen. Het vormen van lokale initiatieven en collectieven die strijd van onderop leveren staat hierin centraal, stelt Latour, om je te verzetten vanuit een plek waartoe je behoort, richting de politiek die momenteel faalt om een collectief verlangen te scheppen om gezamenlijk het hoofd te bieden aan de negatieve gevolgen van klimaatverandering. Waar de grenzen van de politiek steeds rekbaar blijken, zijn de grenzen van ecosystemen daarentegen onbuigzaam. In dat licht is het essentieel om na te denken over de ecologische politiek van de arbeidersklasse, als een poging om democratische controle over levensbehoeften terug te vorderen. Voorbij kennis lijkt het hier te gaan over het belang van solidariteit dat zich dwars door verschillen heen richt op een politiek van meer, of in andere woorden, we moeten voor, met en door de arbeidersklasse een meer standaard politiek over klimaatverandering formuleren, één die een beroep doet op alledaagse materiële zorgen, aangezien die ecologie het meest van  belang is in het levensonderhoud van mensen.

Kunst is een belofte van andere werelden, maar het is in de werkelijke, door ons geleefde wereld dat beloften moeten worden nagekomen door deel te nemen aan de strijd die nodig is om deze leefwereld te transformeren. De realisatie dat het kapitalisme een mondiaal en totaliserend systeem is betekent dan ook niet dat er geen ander verhaal mogelijk is. Met PARADOXES OF PLENTY committeert RADIUS zich aan een doorlopend gesprek over wat deze politiek van meer in kan houden. Door na te denken over ruimtes die niet geïndexeerd kunnen worden op de vectors van het geavanceerd kapitalisme—dat wil zeggen: wat ligt er buiten het gedwongen worden om te overleven via de markt—ontwikkelt RADIUS een programma waarbij kunst op het snijvlak van klassenstrijd en klimaatverandering zich verbindt met het idee van verlangen als een vorm van overvloed (in plaats van verlangen als een niet te stillen tekort).

Download tentoonstellingsbrochure

  1. Matthew T. Huber, ‘Klimaatverandering als klassenoorlog’ (Antwerpen: epo, 2024).

Samengesteld door Niekolaas Johannes Lekkerkerk, met bijdragen van Boutaina Hammana, Sergi Pera Rusca en Daan Veerman.

Het DE GRENZEN AAN GROEI-jaarprogramma van RADIUS in 2024, waar dit programma onderdeel van uitmaakt, is mede mogelijk gemaakt met ondersteuning vanuit het Mondriaan Fonds, de Gemeente Delft, het Gieskes-Strijbis Fonds, Stichting Zabawas, de Van der Mandele Stichting, en het Stichting Mr. August Fentener van Vlissingen Fonds. Wij danken hen allen hartelijk voor hun steun!