Deelnemende kunstenaars: Sharan Bala, Pauline Boudry/Renate Lorenz, G. Gamel, Hudinilson Jr., Dae Uk Kim, Xie Lei, Sasha Litvintseva & Beny Wagner, Clémence Lollia Hilaire, Luiz Roque
RADIUS sluit het jaarprogramma DE POLITIEKE GRENZEN VOORBIJ af met een groepstentoonstelling over monsterlijkheid als fundament van queer ecologie. Aan de hand van het werk van elf kunstenaars onderzoekt CAN THE MONSTER SPEAK? de historische, wetenschappelijke en culturele constructie van queerheid als iets monsterlijks en verkent monsterlijkheid als een emancipatoire en wenselijke politieke ambitie. Door begrippen als transformatie, ambiguïteit en afwijkend gedrag te belichamen, bevragen monsters constructies als ras, gender, zuiverheid en schoonheid. Daarmee overtreden ze de normen die het dominante cisgender, binaire, patriarchale, heteroseksuele en witte machtssysteem vormen. Tegelijkertijd zijn monsters onmisbaar om via contrast en uitsluiting te definiëren wat als ‘normaal’ wordt gezien. Deze tentoonstelling ontrafelt die dualiteit en onderzoekt verschillende belichamingen, houdingen en benaderingen rond monsterlijkheid als instrument van verzet, als een manier van worden en als politieke positie. Daarmee pleit het voor ecologieën die voorbijgaan aan binaire tegenstellingen, het menselijke, en de beperkingen van gender, geslacht en identiteit zoals die door het Kapitalisme worden opgelegd. Met andere woorden, een manier om de Aarde te bewonen die draait om het vieren van verschil, waarbij het monsterlijke een radicale weigering van normativiteit is, en waar queerheid een vastberaden manier is om vrijheid te beleven binnen onderdrukkende systemen die nooit bedoeld waren om te overstijgen.
Campagnebeeld CAN THE MONSTER SPEAK door studio salt, pepper, and peace.
En het monster sprak terug
Op 17 november 2019 werd filosoof Paul B. Preciado uitgenodigd om een toespraak te houden op de 49e studiedag van de École de la Cause Freudienne in Parijs, met als thema ‘Vrouwen in de psychoanalyse’. Preciado, een transgender man wiens filosofische werk zich al jaren richt op het ontmantelen van culturele en wetenschappelijke constructies rond gender en lichaam, confronteerde de drieduizendvijfhonderd psychoanalytici in het publiek met een zeer gewelddadige geschiedenis: de pathologisering van queer lichamen en seksualiteiten. Op scherpzinnige, provocerende en uitdagende wijze verweefde Preciado een autobiografisch verslag van zijn transitie met kritiek op genderbinariteit, mede mogelijk gemaakt door de moderne wetenschappen—met name de psychologie, psychiatrie en farmacologie vanaf de negentiende eeuw.
Op 17 november 2019 sprak het monster terug tot zijn schepper. Preciado kon zijn toespraak echter niet afmaken zoals hij van plan was, omdat hij halverwege werd uitgejouwd en daardoor het podium moest verlaten. Een jaar later besloot hij de volledige toespraak te publiceren, onder de titel Can the Monster Speak?.
Preciado’s krachtige toespraak vormt de basis voor deze tentoonstelling, die zijn kritiek op het wetenschappelijke en culturele discours rond queerheid voortzet en de politieke potentie van monsterlijkheid onderzoekt.
Noodzakelijk kwaad
Vampieren, weerwolven, zombies, demonen, heksen... Monsters spreken al eeuwenlang tot onze verbeelding. Monsters verschijnen in talloze culturele producties en media als smerige, afzichtelijke, dreigende en ongewenste wezens die de menselijke orde verstoren en die uitgeroeid moeten worden. Zoals Jack Halberstam betoogt in zijn analyse van monsterlijkheid in de gotische literatuur en cinema, dragen monsters de spanningen, angsten en bedreigingen van de natie, het Kapitalisme en de hogere klasse in zich. Monsters roepen angst en terreur op omdat ze de categorieën van schoonheid, menselijkheid en identiteit bevragen die bepalend zijn voor wat een ‘normaal’ mens zou moeten zijn en doen. Alles wat buiten de grenzen van de normaliteit valt in een dominante cisgender, patriarchale, heteroseksuele en witte samenleving, krijgt onmiddellijk een zekere mate van monsterlijkheid en verachtelijkheid toegekend en moet daarom worden bestreden, gecontroleerd en in bedwang gehouden. Dit wordt vooral duidelijk bij queer lichamen zoals intersekse baby’s, transgenders, de sissy child, sodomieten, mannelijke vrouwen en feminiene mannen. Al deze lichamen vallen buiten het dominante systeem van representatie en reproductie. Ze zijn angstaanjagend omdat ze de waarheid van zo’n systeem onthullen als een verzonnen, bevooroordeelde constructie die alleen in stand kan worden gehouden door geweld, zowel fysiek als epistemologisch.
Het is niet het gebrek aan reinheid, gezondheid, schoonheid, intelligentie of fatsoen dat monsterlijkheid definieert en verachting veroorzaakt. Monsterlijk is dat wat identiteit, systeem en orde verstoort; wat zich niets aantrekt van grenzen, posities en regels, omdat het zwerft buiten de parameters van beschaafdheid en zo de status quo uitdaagt. Paradoxaal genoeg produceert het monster, door te belichamen wat als onmenselijk geldt, het menselijke als discursief effect. Zoals Judith Butler stelt, “het is niet alleen zo dat sommigen als mens worden behandeld en anderen worden ontmenselijkt; ontmenselijking wordt juist de voorwaarde voor de productie van het menselijke.”
De productie van monsters is dus essentieel om onderdrukkende systemen in stand te houden: het schept een noodzakelijke vijand die de normatieve grens legitimeert waarbinnen de mens mag bestaan.
Het creëren van monsters als ondersteuning van hegemonische machtssystemen is onlosmakelijk verbonden met processen van racialisering en segregatie. De postkoloniale denker Homi K. Bhabha gebruikt de term metonymies of presence (metonymieën van aanwezigheid) om te beschrijven hoe het koloniale discours het gekoloniseerde subject construeert. De kolonisator ziet de gekoloniseerde—of op vergelijkbare manier, de arts en de queer, de politicus en de migrant, de supremacist en de ontheemde—als zowel een ‘ander’ als volledig kenbaar en zichtbaar binnen het kenniskader van de kolonisator. Dit creëert een situatie waarin de onderdrukte zowel te onderscheiden is van de onderdrukker—een ‘ander’—als onderworpen aan de systemen van representatie en controle van de onderdrukker.
Gevangen in een mindere vorm van bestaan, als een verarmde of gecorrumpeerde versie van de ideale mens, kan de monsterlijke Ander slechts worden begrepen, gerepresenteerd en gecontroleerd binnen systemen van onderdrukking, slavernij, isolatie en uitbuiting.
Monsters zijn ook ecologische subjecten, niet alleen als verstrengeling van menselijke en niet-menselijke elementen—zeemeerminnen, harpijen, weerwolven—of als representaties van ecosysteme—het moeras, schimmelzombies—maar ook als waarschuwingen voor natuurlijke transgressies. Monsters symboliseren vaak vervuiling (‘Godzilla’ ) en natuurrampen (‘Cthulhu’ van Lovecraft), of de duistere gevolgen van extractief kapitalisme (‘De Worm’ in Dune) en verbeelden de verborgen prijs van industriële vooruitgang (de Cordyceps-schimmel in The Last of Us).
Het monster is de verachtelijke Ander die de vorming van allerlei identiteiten mogelijk maakt—persoonlijk, nationaal, cultureel, economisch, seksueel, psychologisch, universeel, specifiek—en en belichaamt seksuele, culturele en ecologisch angsten. Tegelijkertijd maakt de productie van monsters als belangrijke voorwaarde voor de voortzetting van het kapitalisme, hun bestaan een krachtige bron van politieke tegenmacht.
De belofte van monsters
Een monsterlijke politieke ecologie biedt een politiek van regeneratie, die in staat is om de racistische, validistische, suprematistische, klassistische, queerfobe en speciesistische fundamenten waarop het idee van de ‘mens’ rust, zowel te onthullen als te ontmantelen. Het concept 'mens' is verre van universeel, en stelde lange tijd de Europese cisgender heteroseksuele man voor als ‘de mens’. Zoals Sylvia Wynter betoogt, belemmert deze oververtegenwoordiging—ten koste van andere soorten van mens-zijn—de strijd tegen ras, klasse, gender, seksuele geaardheid, etniciteit, het milieu, de opwarming van de aarde, ernstige klimaatverandering en de sterk ongelijke verdeling van aardse hulpbronnen.
Het omarmen van monsterlijkheid als een wenselijke manier van leven en als uitweg uit het kapitalisme, opent ruimte voor andere manieren van begrijpen, verbeelden en bestaan, voor nieuwe vormen van verwantschap, solidariteit, wording en verandering.
Er schuilt kracht in het herdefiniëren van monsterlijkheid, in het omarmen ervan in plaats van het te veroordelen, in de erkenning dat de ware gruwel schuilt in de voortzetting van het monsterlijk stigma door degenen die zichzelf als ‘normaal’ zien. Het is juist deze normativiteit die de huidige tijd van massa-extinctie aanstuurt, nauw verbonden met de culturele dominantie van vaste, heteroseksuele vormen van voortplanting, verlangens en relaties ten koste van symbiotische en promiscue queer relaties—precies die vormen van samenwerking die, zoals Lynn Margulis aantoonde, de evolutie en diversiteit van het leven op aarde hebben aangestuurd, waaronder de mens.
Als synoniem voor monsterlijkheid spreekt Saidiya Hartman over waywardness (eigenzinnigheid) als een veerkrachtige manier van leven voor geracialiseerde, gepathologiseerde, gecriminaliseerde en onteigende mensen.
Eigenzinnigheid is een manier om in de wereld te staan die de status quo uitdaagt. Het is een claim op ondoorzichtigheid en zelfrepresentatie, een drang om te staken en te weigeren, om lief te hebben wat als onaantrekkelijk wordt gezien. Het ontstaat uit de geleefde ervaring van inperking, segregatie en discriminatie, en legt opstandig de basis voor nieuwe mogelijkheden en vocabulaires voor queer agency en vrijheid. In haar eigen woorden is het “een prachtig experiment in hoe te leven”. Eigenzinnig bestaat het monster, dat beweegt, handelt, zich verzet, vecht, verenigt, verlangt, lief heeft. Uitdagend spreekt het monster in de verlangende talen van het queer bestaan.
Paul B. Preciado, Can the Monster Speak?(Fitzcarraldo, 2021).
↩
Judith Butler, The Powers of Mourning and Violence (Verso, 2004).
↩
Homi K. Bhabha bespreekt ‘metonyms of presence’ in zijn essaybundel The Location of Culture (The Routledge Classics, 1994).
↩
Sylvia Wynter, On being human as a praxis, ed. Katherine McKittrick (Duke University Press, 2015).
↩
Karen Barad, Meeting the Universe Halfway: Quantum Physics and the Entanglement of Matter and Meaning (Duke University Press, 2007). Barad komt tot deze conclusie na een onderzoek naar de queerheid van de natuur en haar politieke mogelijkheden aan de hand van de kwantumfysica.
↩
Saidiya Hartman, Wayward Lives, Beautiful Experiments. Intimate Histories of Riotous Black Girls, Troublesome Woman and Queer Radicals (Serpent’s Tail, 2021). In haar boek onderzoekt Hartman het begrip waywardness (eigenzinnigheid) binnen de context van het zwarte sociale leven in de eerste helft van de twintigste eeuw.
↩
Samengesteld door Sergi Pera Rusca.
Het DE POLITIEKE GRENZEN VOORBIJ-jaarprogramma van RADIUS in 2025, waar deze tentoonstelling onderdeel van uitmaakt, is mede mogelijk gemaakt door steun van het Mondriaan Fonds en de Gemeente Delft. Wij danken hen hartelijk voor hun steun!
Het werk van Hudinilson Jr., Pauline Boudry / Renate Lorenz, Xie Lei en Luiz Roque werd mogelijk gemaakt door respectievelijk Galerie Eric Mouchet, Marcelle Alix en Ellen de Bruijne PROJECTS, Sies + Höke en Mendes Wood DM. Het werk van G. Gamel is in bruikleen gegeven door Tlön Projects.