02 september – 19 november 2023
Sissel Marie Tonn
THE PORTAL
Met THE PORTAL bouwt Sissel Marie Tonn verder op haar artistieke onderzoek naar het veenmoeras. Wat ooit een fascinerende plek was voor contact met geesten, voorouders en goden, is nu een bedreigd ecosysteem dat een sleutelrol zou kunnen spelen in het tegengaan van ecologisch verval. THE PORTAL omvat nieuw video- en geluidswerk en keramische objecten. Het is een zintuiglijke verkenning van het veenmoeras waarin gereflecteerd wordt op de culturele en ecologische verstrengelingen van het ecosysteem. Daarnaast wordt een poging gedaan om erachter te komen wat het betekent om mens te zijn, niet alleen in het verre verleden en het heden, maar ook in speculatieve versies van de toekomst. Net zoals de Aarde door planten geproduceerde kooldioxide kan neutraliseren, zo compenseert normaal menselijk gedrag de kunstmatigheid van onze leefomgeving. Zullen we dit ecosysteem ooit weer gaan beschouwen als portaal? Bijvoorbeeld omdat we het, vanuit de dringende noodzaak om post-humane subjectiviteit en lichamen te heroverwegen, weer gaan zien als levend organisme dat onlosmakelijk met ons is verbonden?
Je zou kunnen zeggen dat THE PORTAL ook een draagtas is–in de zin van schrijver Ursula K. Le Guin–voor de mijmeringen van de duizenden jaren oude veenlijken en het gefluister van post-humane subjectiviteiten die zich diep in de dikke, sponzige lagen van het drasland hebben verscholen. Zoals Tonn schrijft, dragen veenlijken “zowel het heden als het verleden,” in zich, “terwijl ze verwikkeld blijven in een intieme relatie met de omgevingen die wij, de levenden, voortdurend blijven vormen en hervormen naar onze eigen behoeftes.” Zou een post-humane transitie, waarbij lichamen niet meer gezien worden als uniek of uitsluitend menselijk, kunnen leiden tot nieuwe en oprechte pogingen om ecosystemen te beschermen?
In het gebied dat we nu Denemarken noemen, werd ongeveer 22 eeuwen geleden het lichaam van een overleden volwassen vrouw begraven in een veenmoeras. Een dergelijk drasland bestaat voornamelijk uit veen: een opeenstapeling van ontbindend plantaardig materiaal dat in een later stadium onder bepaalde omstandigheden kan veranderen in een vorm van fossiele brandstof, met name bruinkool en later steenkool. De vrouw werd in 1879 gevonden door een veenarbeider in Huldremose op het Deense schiereiland Djursland, aan het Kattegat. Het lijk was al die tijd bewaard gebleven als gevolg van de specifieke zuurgraad en het gebrek aan zuurstof in het veenmoeras, in combinatie met de seizoensgebonden omstandigheden waaronder het lichaam in het moeras terecht was gekomen. De vrouw was nog volledig aangekleed en had ook een ring om haar vinger, amuletten bevestigd aan haar cape, een ketting met barnstenen kralen rond haar nek en een wilgentak over haar borst. Hoewel in Scandinavië gedurende de ijzertijd de doden normaalgesproken gecremeerd werden, was de vrouw van Huldremose opzettelijk te ruste gelegd in het veen als onderdeel van een offerritueel. Veenmoerassen werden gezien als heilige plekken, als een soort spirituele drempels tussen de wereld van de mensen en het rijk van de goden. Rituelen ter ere van bovennatuurlijke krachten vonden daarom over het algemeen plaats bij veenmoerassen, waarbij soms ook mensen werden geofferd en begraven.
De vrouw van Huldremose is indertijd overgebracht naar het Nationalmuseet (Nationale Museum) van Denemarken in Kopenhagen, waar ze werd geconserveerd en tot op de dag van vandaag onderdeel is van de vaste opstelling. Op diezelfde plek zag Sissel Marie Tonn haar al op jonge leeftijd. Deze eerste confrontatie met een veenlijk zou het begin worden van een langdurige fascinatie die later ook als een belangrijk onderzoeksthema zou opduiken in haar artistieke praktijk. De eerste keer dat ze het onderwerp in haar werk gebruikte was in SPHAGNUM TIME (2020-2021). Deze video-installatie heeft ze voor deze tentoonstelling verder uitgebreid tot THE PORTAL (2023), een werk dat hier voor het eerst te zien is.
De veenlijken die gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw af en toe werden gevonden op plekken waar veen werd gedolven, kwamen terecht in musea waar ze werden onderzocht en geconserveerd. Vanwege de zichtbare kneuzingen en snijwonden in de lichamen waren archeologen aanvankelijk tot de conclusie gekomen dat het ging om slachtoffers van geweld en misdrijven die vervolgens in het veenmoeras waren gedumpt, vermoedelijk omdat ze gezien werden als paria’s volgens de heersende maatschappelijke normen. Ontwikkelingen binnen de forensische techniek aan het begin van deze eeuw hebben echter geleid tot meer genuanceerde verklaringen. Zo denkt men nu dat de kneuzingen en snijwonden op de lichamen waarschijnlijk pas werden aangebracht na overlijden, ergens tijdens de vele duizenden jaren die ze in het moeras hadden doorgebracht. Daarnaast werden ook theorieën over rituele offers steeds populairder, met name naar aanleiding van het onderzoek van Pauline Asingh, de archeoloog die de Grauballe Man bestudeerde, een veenlijk dat zich tegenwoordig bevindt in het Deense Moesgaard Museum. Asingh stelt dat prehistorische Scandinavische gemeenschappen offers brachten om meer grip te krijgen op hun leefomgeving en om de natuurgoden te smeken om gunstige weersomstandigheden. Binnen deze opvatting wordt het veenmoeras gezien als een soort portaal waar mensen konden communiceren met de wereld van de goden, geesten en voorouders.
De enkele veenlijken die gevonden werden, zijn zorgvuldig geconserveerd en worden nu tentoongesteld in musea als populaire objecten waar het publiek zich aan kan vergapen. De moerassen waarin ze gevonden werden, daarentegen, worden al lange tijd verwaarloosd. De voortdurende brandstofwinning ten uitputting door landbouw en ontbossing heeft een vernietigend effect op de omgeving: wanneer het ecosysteem uit balans raakt, zal het veenmoeras immers de CO2 die er de afgelopen duizenden jaren in is opgeslagen gaan uitstoten. Veenmoerassen werden lange tijd gezien als onderontwikkelde gebieden, maar zijn in feite kostbare ecosystemen die een essentiële rol spelen in de koolstofkringloop aangezien ze de meest efficiënte koolstofputten ter wereld zijn. Zo bevatten de veenmoerassen in Schotland het equivalent van de volledige nationale uitstoot van broeikasgassen gedurende 140 jaar. Naar aanleiding van de gevaarlijke opmars van klimaatverandering begon men zich eindelijk te realiseren dat er een dringende noodzaak was om de veenmoerassen te beschermen. Landen als Denemarken gingen dan zich dan ook buigen over de mogelijkheden om veenmoerassen te gebruiken voor de opslag van CO2, oftewel koolstofvastlegging.
Samengesteld door Niekolaas Johannes Lekkerkerk, met assistentie van Sergi Pera Rusca.
THE PORTAL is mede mogelijk gemaakt met ondersteuning van het Gieskes-Strijbis Fonds, Gemeente Delft, Mondriaan Fonds, Stroom Den Haag, Stichting Stokroos, Stichting Niemeijer Fonds, Danish Art Council.